Hoewel we al een jaar of 6 tegen de kaart (hierboven en hieronder) van Afrika aankijken elke ochtend, hebben we in april 2019 pas besloten het nu maar eens écht te doen. Onze droom. Onze ultieme trip naar het Zuiden. We rijden al 8 jaar Land Rover, en telkens stelden we uit. Coen heeft een jaar of 11 geleden zijn hart verloren aan het continent. En telkens bleef het knagen na het lezen van een artikel over iemand die het al wel een keer gedaan had. Dus het was nu maar eens tijd om het echt te doen. Van Nijmegen naar Kaapstad rijden. Hoe dan? Met de Land Rover inderdaad. In ongeveer 6 maanden. Via het Oosten van Afrika. Dat werd het doel. En dat gaat niet over een nacht ijs. Sterker, dat is een behoorlijk ingrijpend besluit met flinke gevolgen. Maar we gaan ervoor. En steeds wanneer we mensen voor het eerst ons plan vertellen, ontstaat het beeld dat we naar Zuid Afrika toe gaan met het vliegtuig, om vervolgens daar 6 maanden rond te blijven rijden, met een al dan niet gehuurde auto. Nee, sorry, het zit anders. We rijden er naartoe, vanaf Nijmegen. Ja echt! Hoe lang we dan van plan zijn in Zuid Afrika te blijven? Niet zo lang hoor. Een weekje ofzo. Opnieuw een onbegrijpende blik op het gezicht van degene aan wie we het vertellen. Het is zoals onze Oosterburen zo mooi kunnen zeggen: “Der Weg ist das Ziel”.
Het is wat stil geweest, niet zonder reden natuurlijk. De afgelopen tijd is er alles behalve gereisd door ons, uiteraard in verband met … corona. Reden dus om jullie misschien wat bij te praten op deze voorjaarszondagavond. Op 20 maart vorig jaar vlogen we ‘met de staart tussen onze benen’ terug naar Nederland. Een beetje opgelucht dat het gelukt was om nog thuis te komen, maar allerminst blij, hebben we vervolgens ruim 6 weken bij de zus van Coen gewoond. Dat kon niet anders, ons huis was verhuurd in de tussentijd. Vanaf 1 mei konden we ons leven redelijk normaal weer oppakken: Floortje begon weer (fulltime, ook dát was goed wennen) met werken, Coen heeft nog deels gebruik gemaakt van zijn onbetaalde verlof tot de zomer. Toen we net terug waren hadden we nog de illusie om binnen afzienbare tijd terug te vliegen om de reis af te maken. Snel daarna echter merkten we dat dat toch écht niet ging gebeuren, corona bleek een blijvertje. De dagen die we hoopten te slijten met vergezichten op savanne’s en wilde dieren werden dagen weer ons gewone leven oppakken. Onder het motto: we maken er maar het beste van lukte dat heel aardig. Maar meermaals hebben we verdrietig teruggedacht aan de droom waarin we verkeerden.
Vanaf mei vorig jaar hebben we, samen met onze reisbuddy’s Max & Merle (die we in Ethiopië ontmoetten), besloten te proberen onze auto’s terug te halen. Via het bedrijf Global Transport Amsterdam (ja, daar maak ik bewust even reclame voor, die heren hebben een huzarenstukje verricht) werd een eerste aanzet gedaan de auto’s op te halen bij de Ambassade, te laden in een container en per spoor via Djibouti op een schip te zetten. Na heel veel gedoe, overleg, onderhandelen met Ethiopische douane, stempels halen in Den Haag bij de Ethiopische Ambassade, opnieuw onderhandelen maar dit keer met de douane van Djibouti is dit gelukt. Afgelopen 1 maart, bijna een jaar nadat we hem achterlieten in Addis Ababa, was T-Rex terug. Wat ongelofelijk fijn om hem weer terug te hebben. Een snelle check op het terrein van GTA leerde ons dat tijdens het transport onze daktent beschadigd is, alsmede het dak en de jerrycans. Oorzaak: geladen in een te kleine container. Nu, dat wordt verzekeringswerk.
De week die volgde was er een met gemengde gevoelens. Enerzijds blij om onze auto terug te hebben, anderzijds lastig om opnieuw te herbeleven dat we onverwachts moesten stoppen en ruw uit onze droom gerukt werden. Vooral bij het uitpakken van de auto bleef dat laatste gevoel hangen.
Tsja… maar wat gaan jullie dan nu doen? Vooralsnog is het fijn dat we onze ‘normale’ auto weer terughebben (for the record: dit is onze enige auto). De auto die we tijdelijk hadden kan weg. Daarnaast gaan we ons bezinnen op een tweede poging, want het verhaal is niet af. We voelen beiden sterk te behoefte om het opnieuw te doen. Maar dan: 1. via een langere route, namelijk via Turkije en Iran, en 2. een langere periode (waarschijnlijk een jaar). We zijn voorzichtig weer begonnen met dromen (en sparen). Deze site blijft online, ook voor poging 2. Mocht je zelf plannen hebben iets dergelijks te doen: schroom niet en neem contact op!
Veel liefs, Floortje & Coen & August
Floortje op haar eerste werkdag van haar nieuwe baan 😉Nog onder het Afrikaanse stofDe tent was er uiteindelijk toch maar afgehaald, dus moest er nu weer op. Weer op onze oprit. Het schoonmaken kan beginnen APK ging ie nagenoeg probleemloos doorheen. Enige nadeel is wel: wegenbelasting…. Auw.Met gemengde gevoelens in de avond uurtjes uitpakken, enerzijds fijn om auto te hebben en leuk om herinneringen op te halen. Anderzijds vervelend om weer geconfronteerd te worden met de afgebroken reis.
De afgelopen dagen waren extreem hectisch: vrij snel nadat we in Ethiopië aankwamen, sloot de Keniaanse grens, dus we wisten meteen dat we een groot probleem hadden. Na Ethiopië was Kenia het volgende land waar we heen wilden, en het enige land waarlangs we verder konden. Langer blijven in Ethiopië leek in eerste instantie geen probleem omdat we genoeg plekken konden bedenken die we wilden bezoeken dit prachtige land. Snel na het bericht over het sluiten van de grens met Kenia kregen we een zeer dringend bericht van de Nederlandse Ambassade in Addis Abeba met het advies zo snel mogelijk het land te verlaten; de toekomst van Ethiopië ziet er niet rooskleurig uit met de verspreiding van het virus. Dat wij als westerlingen de schuld krijgen voor het verspreiden van het virus was meteen duidelijk: onderweg wordt er op een hatelijke manier “Corona” naar ons geroepen (waarbij gezegd moet worden dat we ook hele vriendelijke en behulpzame Ethiopiërs hebben ontmoet). Dit alles betekende dat we een hele moeilijke beslissing hebben moeten nemen: onze reis afbreken, binnen een paar dagen naar Addis rijden omdat het snel in aantal afnemende vluchten en naar Nederland te vliegen. Onderweg naar Addis zijn we beiden verdrietig: onze droom valt voorlopig in duigen. Het is niet helemaal duidelijk of en wanneer we onze reis nog kunnen afmaken. We zijn dankbaar voor de Nederlandse gemeenschap in Ethiopië die ons zoveel mogelijk heeft geholpen en de Ambassadeur die ons toestond de auto te parkeren op het terrein van de Nederlandse Ambassade. Het was fijn om met Max & Merle (www.overlandingdutchies.com) en Dimitris & Vasilis de definitieve keuze te maken om naar huis te gaan en om samen de laatste 700 kilometer naar Addis te rijden. Inmiddels zijn we veilig in Nijmegen aangekomen en zal het een poosje duren voordat we weer gewend zijn aan het feit dat we hier zijn. We maken er maar het beste van 😉
Onze laatste dagen aan Lake TanaDe laatste kilometers naar Addis Abeba. Onderweg hebben we 2 Amerikaanse fietsers een lift gegeven omdat ook zij asap het land uit wilden. Geparkeerd op de Ambassade.
In de ochtend van 7 maart vertrekken we van Abu Simbel naar Wadi Halfa, Sudan. Op een volgepakte boot waar met veel precisie vier grote bussen maar nét oppassen zitten we met de passagiers op een klein stukje dek aan de zijkant. We vertrekken om ongeveer 7.00u in de ochtend. De overtocht over het Nassermeer duurt 1,5 uur. We kletsen wat met een local, die onderweg is naar Kenia. Hij vertelt dat we al onze spullen, waardoor de beambten zouden kunnen herleiden dat we in Israël zijn geweest, zoals bijvoorbeeld de lonely planet van Israël, goed moeten verstoppen. Hij vertelde ooit 1 maand te hebben vastgezeten omdat hij een Israëlische krant bij zich had. Geschrokken van dit bericht, besluiten we die bewuste lonely planet heel goed te verstoppen. Aan de Egyptische zijde gaat het allemaal redelijk vlotjes. We wisselen wat geld om en onze fixer (iemand die tegen betaling helpt het met het regelen van de procedure) Mohammed regelt alle zaakjes en krijgt ons tegen 11.30u het land uit. Aan de Sudanese zijde is het compleet onduidelijk hoe de zaken geregeld moeten worden. We komen niet verder dan het hek totdat iemand een fixer belt. In de tussentijd komen twee mannen met kapjes op, handschoenen aan, een digitale thermometer in de hand en een formuliertje naar ons toe. Corona controle. Toen we Egypte in gingen kregen we die ook dmv een temperatuurcheck, meer niet. We vullen het formuliertje in. Onze fixer komt tegen 13.30u eindelijk naar het hek zodat dan pas de procedure kan gaan beginnen. Voor het hek zitten een dertigtal vrachtautochauffeurs te wachten bij wie het ook niet helemaal duidelijk is wanneer ze erin mogen. Ze spreken allemaal alleen maar Arabisch, dus het lukt ook niet echt om een praatje te maken. We zijn het wachten inmiddels behoorlijk zat maar tegen 14.15u mogen we het grensterrein op. Vervolgens begint fixer Hassan alle kantoortjes langs te gaan met onze papieren om de formaliteiten te voldoen. Wij worden in de tussentijd in een gebouwtje gestald waar we een kopje thee krijgen tijdens het wachten. De tijd sleept zich voort maar tegen vieren komt er weer beweging in de zaak: we moeten nu onze auto laten controleren. Met de opmerking van de aardige Keniaan op de boot in het achterhoofd zijn we wat nerveus, maar in tegenstelling tot wat we verwachtten is de betreffende politieagent helemaal niet precies en is het na een minuut of 5 wel gepiept met zijn controle. We mogen door! Nadat alles geregeld is, moeten we Hassan nog betalen. We hadden geen prijs afgesproken, maar wel telefonisch een dag eerder begrepen dat het ongeveer € 15,- zou moeten kosten voor het papierwerk. De vergoeding voor de fixer was “as you like” gaf degene aan die hem gebeld had. Hassan geeft echter zonder blikken of blozen aan dat we $ 100 moeten afrekenen, tot onze grote schrik. We besluiten onze onderhandelkwaliteiten eens goed in te zetten en betalen Hassan uiteindelijk 3000 Sudanese Pond, het equivalent van ongeveer € 30. Hij accepteert het mede omdat hij nog meer klanten heeft die voor het sluiten van de grens afgehandeld moeten worden (hij lijkt op hete kolen te zitten) en het is inmiddels al 17.00u. Wij kunnen in ieder geval door. We besluiten naar Wadi Halfa te rijden, waar we een hotel vinden en het dorpje in lopen op zoek naar een simkaart en wat te eten. Het dorpje heeft aan de weg een groot terras, waar vele Sudanezen zitten te eten. Iemand die in de ochtend bij ons op de boot zat herkent ons en biedt ons een maaltijd ‘ful’ (bonenprut die de hele dag heeft gekookt en best aardig smaakt) met brood aan. We stribbelen wat tegen: hij hoeft ons eten toch niet te betalen?! Maar hij is volhardend, dus besluiten we maar te accepteren. Wat een gastvrijheid! Nadat het eten gebracht is gaat hij weg, tot onze verbazing! We dachten samen de maaltijd te eten nuttigen. Hij zegt dat hij al gegeten heeft en weg moet.
Op de boot over het Nassermeer.Eten in Wadi HalfaDesolate wegen in SudanWildkamperen in de Sahara
De volgende ochtend rijden we door richting Khartoem. Onderweg wordt het steeds heter. We besluiten na een goeie 500 kilometer wild te kamperen in de woestijn. We rijden een meter of 150 van de hoofdweg de woestijn in en maken kamp. In de wijde omgeving is er werkelijk niets. We vinden het een beetje spannend, maar ook gaaf! De maan die opkomt geeft veel licht zodat we na zonsondergang nog goed kunnen zien. De dag erna rijden we via Jebel Barkal, waar we de Nubische piramides bezoeken, naar Khartoem. Als we langs de piramides rijden over de doorgaande weg, zoeken we naar een entree of informatiecentrum waar we een kaartje kunnen kopen. Na een poosje rondrijden over het terrein (we kunnen er eigenlijk zo bij komen, zonder dat er een hek omheen staat) vinden we niets. Ze zijn dus vrij te bezoeken. Er is eigenlijk ook niemand. In tegenstelling tot alle aandacht die Egypte krijgt voor haar schatten uit het verleden, is het hier desolaat en dus totaal niet toeristisch. Het verschil kon niet groter zijn. De piramides zijn lager en hebben een andere hellingshoek, maar het is minstens zo bijzonder dat ze de tand des tijds hebben overleefd.
Nubische piramides
Nadat Jebel Barkal hebben bezocht, zijn we rechtstreeks naar Khartoum gereden in plaats van via Meroë. De reden hiervoor is het ‘tekort’ aan brandstof (en aan allerlei andere levensmiddelen zoals brood) in heel Sudan. In het gehele land is het ontzettend moeilijk om aan brandstof te komen: bij het enkele tankstastion waar je kunt tanken staan soms wel kilometers lange rijen. Die brandstof wordt gesubsidieerd door de overheid en kost rond de €0,05 per liter. Om lange rijen te omzijlen, is er een zwarte markt ontstaan waar je voor meer geld sneller aan brandstof kunt komen. Khartoum is de enige plek waar je (via die zwarte markt) dus relatief snel diesel of benzine kunt krijgen.
Omdat Sudan zo ontzettend groot is, konden we met onze volle tank en jerrycans (in totaal 160 liter) bij binnenkomst van het land slechts de helft ervan doorkruisen. Zouden we via Meroe gereden zijn, dan zouden we ergens langa de weg met een lege tank stil komen te zijn te staan).
In Khartoem sliepen we op de parkeerplaats van de plaatselijke zeilclub. Weer wat anders dan de rust en ruimte van de woestijn.
En toen was het tijd om brandstof te regelen. De eerste dag besloten we de hulp in te schakelen van personeel van de zeilclub. Na een avond en een dag hadden we de eerste 70 liter voor elkaar. Omdat we het vervelend vonden om af te wachten, besloten we de volgende dag de rest van de diesel zelf te gaan regelen. Toen we in de rij probeerden te gaan staan van een tankstation, kwam Al Mogira naar ons toe omdat bij het desbetreffende tankstation geen diesel was en hij ons wilde helpen diesel te vinden. Hij begon direct wat ‘vrienden’ te bellen. Kort daarop zei hij dat het tijd in beslag zou nemen, en nodigde hij ons uit om ful te gaan eten in ‘het beste restaurant van Khartoem’. Hij stond er vervolgens op om de rekening te betalen, hij had ons immers uitgenodigd;). Daarna konden we bij een tankstation verder op de eerste 30 liter tanken. Ze lieten ons voor gaan, waardoor wij ons redelijk bezwaard voelden (te meer omdat één van de pompbedienden ons aanvankelijk niets wilde geven omdat hij (terecht) vond dat wij als westerlingen de duurdere brandstof van de zwarte markt konden kopen). Omdat we daarna weer even moesten wachten op de rest, nam Al Mogira ons mee naar zijn huis waar we zijn kinderen, neef en vader ontmoetten en onder genot van een colaatje op het verlossende telefoontje wachtten. Na een klein uurtje konden we de resterende 40 liter brandstof in een schuurtje bij iemand thuis in onze jerrycans gieten. Een halve dag later waren we klaar voor vertrek! Al Mogira wilde niets voor zijn hulp hebben: hij deed het omdat hij wilde dat we ons welkom zouden voelen in Sudan. De paaseitjes dje we uit Nederland hebben meegekregen en zouden bewaren tot pasen wilde hij nog nét aannemen (sorry Miep…).
Diesel van de zwarte markt Onze vriend Al Mogira die de resterende liters regelde
De afgelopen weken is er onnoemelijk veel gebeurd. Van niet alles hebben we nu een uitgebreid verslag. Maar, hier toch een deel van de verhalen bij de gebeurtenissen van afgelopen weken.
Op 25 februari vertrekken we in de loop van de middag van Wadi Rum, Jordanië naar Aqaba, de havenstad in het zuiden van het land. We hebben twee opties: terug naar het dorp om vanuit daar over verharde wegen te rijden, zij het een heel eind om, óf, zoals de eigenaar van het kamp waar we verbleven vertelde, heel gemakkelijk binnendoor steken door de woestijn om vervolgens vrijwel rechtstreeks in Aqaba uit te komen. Floortje vindt het geen goed idee, maar Coen duwt een beetje zijn mening door: dat moet toch te doen zijn?! We hebben immers een 4×4. Dat viel uiteindelijk toch tegen: het zand maakt snel plaats voor wasbordwegen en de auto trilt aan alle kanten. Na ruim een uur komen we dan toch aan op verharde wegen: we rijden via een klein dorp naar de highway. Maar, voordat we de highway op kunnen draaien rijden we tegen een hek aan waar militairen patrouilleren. Ze dragen bivakmutsen en hebben flinke automatische wapens. Coen vraagt zich af of ze ons doorlaten, maar een glimlach en vriendelijke woordjes in het Arabisch zorgen ervoor dat we door mogen. De volgende keer toch maar de verharde weg nemen…
In Aqaba pompen we de banden op naar 3,5 bar (die waren afgelaten om de grip te vergroten in de woestijn), wisselen we nog wat geld om, halen we een pitabroodje falafel als avondeten en zetten we koers naar de haven. Daar aangekomen gaat het vrij eenvoudig: we moeten een exit fee betalen voor zowel onszelf als de auto, we moeten ongeveer $ 400 afrekenen voor de overtocht en we worden gesommeerd te wachten tot de boot geladen gaat worden. Na een poosje wachten is het onze beurt. Bij de boot aangekomen worden we toch weer teruggestuurd: eerst moeten de vrachtauto’s er op. Door onze nieuwe positie, vlak bij de boot, kunnen we het schouwspel van het laden van de veerboot goed observeren. We zien dat de vrachtauto’s de grootste moeite hebben om naar het bovendekse deel te komen: het heeft vandaag flink geonweerd en dat zorgt ervoor dat de rijbaan (van staal) naar boven spekglad is. Een klein legertje vrachtautochauffeurs staat hun collega’s daarbij te bekijken en joelen erbij alsof het een voetbalwedstrijd is. De vrachtauto’s rijden zover mogelijk naar achteren om een aanloop te kunnen maken, moeten eerst een oprijplaat op en proberen vervolgens de helling te nemen. Halverwege de helling beginnen de wielen te spinnen en moet er een tweede poging met meer vaart gemaakt worden. Één vrachtauto heeft vier pogingen nodig om uiteindelijk boven te komen, tot grote hilariteit van de aanwezige collega’s. Prima vermaak tijdens het wachten tot wij de boot op mogen. De boot vertrekt uiteindelijk rond 23.30u (helaas is er geen boot die overdag gaat). De reden dat we overigens per boot gaan, is om problemen te voorkomen bij het krijgen van een visum voor Sudan. Als we van Aqaba via Eilat in Israël naar Taba in Egypte zouden reizen, zouden we een entry stempel hebben van Egypte, komende uit Israël. In theorie zouden dan de Sudanese douaniers ons kunnen weigeren, omdat te achterhalen is dat we in Israël zijn geweest. Om diezelfde reden hebben we bij de grensovergang van Israël naar Jordanië gevraagd ons paspoort niet te stempelen bij binnenkomst, wat kon. Er is flink wat uitzoekwerk gedaan voor we weggingen……
Kijken naar het laden van de boot
Aangekomen in Nuweiba, tegen 2.30u in de ochtend, mogen we als eerste de boot af en worden we opgevangen door iemand van douane of politie, genaamd Hatim. Samen met een groepje andere Westerse backpackers gaan we (zij het een beetje amateuristisch) door de douane, krijgen we een visum en mogen we door. Maar, dan de auto nog. Allereerst komt er iemand op ons af die precies wil weten wat voor een auto het is en welke extra’s erop zitten: “heeft de auto ABS? Stuurbekrachtiging? Radio cassette? Etc etc” Hij kruist alles keurig aan op een papier wat vervolgens getekend moet worden. Daarna volgt de check op de inhoud van de auto. Twee mannen met pistolen in hun holster om de heup controleren uitvoerig de inhoud van de wagen. Ze willen weten wat we allemaal bij ons hebben. Tijdens het optrekken van lades en het rommelen door onze spullen stellen ze regelmatig de vraag: “Bomb?! No bomb?!”. Floortje glimlacht en zegt: “Of course not, we’re tourists!” Aandachtig bestuderen ze Coen’s lenzen van de spiegelreflexcamera en ons kookstel. Na een minuut of 25 a 30 hebben ze het wel gezien. Hoewel ze láng niet alles hebben bekeken geloven ze het. De eerste horde is genomen. Hatim geeft aan dat we de auto elders op het haventerrein mogen parkeren, vlak bij zijn kantoor. Hij geeft aan dat we beter kunnen gaan slapen in de auto of op de bankjes in de lobby van de haven, omdat vanaf 9u morgenochtend het proces pas verder kan gaan. Het is ongeveer 4.30u inmiddels en we zijn behoorlijk moe. We pakken onze kussens en slapen gebroken in de auto, tot een uurtje of 7.30u. Tegen achten lopen we naar het kantoortje van Hatim, die van ons Carnet de Passage (hier Triptec genoemd), paspoort, autopapieren en rijbewijs foto’s maakt en doorstuurt via WhatsApp naar de mensen van de automobielclub in Cairo. Dat gaat al een stuk sneller dan wat we op internet gelezen hadden over het communiceren met deze befaamde club! Deze automobielclub moet een stempeltje zetten op de goedkeuring, anders krijgen we geen toestemming het land in te komen. Vervolgens gaan we. naar elders op het terrein waar we de zaken moeten afhandelen. Bij het eerste loket aangekomen slaat de schrik om het hart: de douanier aldaar geeft aan dat we met ons in Duitsland gemaakte Carnet de Passages het land niet in kunnen: het moet toch echt een Nederlands Carnet zijn. De ANWB geeft echter al jaren geen CdP’s meer uit en laat dit doen door haar Duitse collega’s van de ADAC. Nadat de douanier in kwestie drie telefoontjes heeft gepleegd komt het verlossende woord: het kan tóch. De hierop volgende uren verstrijken door onder de hoede van Hatim 600 pond te betalen bij loket a, een kopje thee te drinken bij loket b, 1160 pond te betalen bij loket c, 400 pond te betalen en een stempeltje te laten halen in het dorp omdat het een 4×4 is, zelf je naam in te vullen op de computer omdat ze geen idee hebben waar niet-Arabische letters op het toetsenbord zitten, enzovoort. Ook krijgen we ons eigen Egyptische kenteken en kentekenbewijs, omdat het niet toegestaan is om met een Nederlands kenteken rond te rijden. Floortje heeft al die tijd in het kantoortje van Hatim gezeten, min of meer onder bewaking van zijn collega. De zaken moesten door Coen geregeld worden. Ons dossier bestaat inmiddels uit een flinke stapel briefjes en bonnetjes. Zonder een compleet dossier gaat het namelijk écht niet lukken verzekerd Hatim ons. En dan om 14.30u, na veel wachten en thee leuten, als de fax van de automobielclub uit Cairo er is, mogen we gaan! We bedanken Hatim hartelijk, steken hem een royale fooi toe en rijden de poort uit. Het voelt als een enorme opluchting: we hebben alle hordes genomen en mogen Afrika in om ons plan te kunnen waarmaken! Met een grijns van oor-tot-oor rijden we naar Sharm-el-Sheikh, in het zuiden de Sinaï.
Onderweg moeten regelmatig stoppen bij checkpoints. Hierbij wordt ons kentekenbewijs gecontroleerd en/of moeten we paspoorten laten zien. Vervolgens wordt aan de volgende contolepost doorgegeven dat er 2 mensen uit “Hollanda” aankomen. De posten zijn zwaar bewapend: er staan regelmatig pantservoertuigen en er zitten militairen of politiemensen met automatische wapens klaar om eventuele terroristen onder vuur te kunnen nemen. Het noorden van de Sinaï is namelijk een gebied waar terroristen zitten, die het land met enige regelmaat laten opschrikken met een bomaanslag en onder anderen in 2015 een Russisch vliegtuig neerhaalden in het noorden van de Sinaï. Dat men deze dreiging zeer serieus neemt, merken we als we bijna in Sharm-El-Sheikh zijn: vanaf de weg doemt een enorme muur op (zo ongeveer als in Israël) en om door dit laatste checkpoint te komen moet onze auto door een röntgenapparaat. Opnieuw mogen we door.
Sharm-El-Sheikh is vervolgens een compleet andere wereld: palmbomen, brede straten, netjes gemaaid gras, veel resorts, enzovoort. We voelen beiden meteen aan: dit is niet echt ons kopje thee. Omdat het tegen vieren loopt en we beiden behoorlijk moe zijn van het gebrek aan slaap, kiezen we voor het eerste resort uit een shortlist die we via booking.com hadden gevonden. Het heeft een zwembad en de kamers zijn schoon. Wat wil een mens nog meer. ’s Avonds, als we uit eten gaan, parkeren we de auto ergens op een willekeurige parkeerplaats. We vragen aan iemand die in de buurt een winkeltje heeft of het veilig is. Dat is het. Bij terugkomst valt het Coen meteen op dat de auto er anders uitziet. Verdraaid, hij is gewassen! Uit het niets komt er een knaapje op ons afgelopen die nog demonstratief een doek over de auto haalt. Of we even willen afrekenen. Natuurlijk, je vraagt er niet om maar hij moet er een behoorlijke kluif aan hebben gehad om de auto te wassen, die was namelijk behoorlijk vies van het rijden in Jordanië. We geven hem 40 pond en omdat hij nauwelijks tegensputtert denken we het juiste bedrag te hebben gegeven.
Tijdelijk Egyptisch kenteken
Röntgen (?) check
Neonlichten van Sharm El Sheikh. Niet wat wij top vinden….
Van Sharm-El-Sheikh rijden in één dag naar Cairo. Opnieuw moeten we regelmatig stoppen bij checkpoints, ons telefoonnummer achterlaten, enzovoort. We krijgen op een gegeven moment ook escorte voor een kilometer of wat. We willen graag de Piramides van Gizeh bezoeken en we moeten ons Sudanese visum halen. Het verkeer in Cairo is een grote chaos. Van twee, drie kanten wordt je ingehaald waarbij iedere centimeter asfalt benut wordt. Wonderwel komen we zonder problemen aan.
In de ochtend van de volgende dag bezoeken we de piramides in Gizeh. Het zijn machtige bouwwerken die met enorme precisie gebouwd zijn. Door erosie en diefstal van materialen is de ‘huid’ van de piramides niet meer glad. Toch zie je dat ze perfect gebouwd zijn. De grootste is maarliefst 146 meter hoog. Ondanks dat het mooie bouwwerken zijn vinden we de plek minder mooi dan wat we in Petra hebben gezien: er ligt veel afval rondom de piramides en we worden constant benaderd of we niet op een paard of kameel willen rijden. Die gesprekken gaan ongeveer als volgt:
“You want to ride Camel?”
“No, thank you.”
“Where are you from?”
“Hollanda!”
“Allemachtig prachtig!” “I make special price, 50 pound!”
“No, thank you!”
“Okay maybe later. Have a good day”.
Ondanks dat ze opdringerig zijn proberen we zo vriendelijk mogelijk te blijven en krijgen dat voor ons gevoel (meestal) ook terug. Vaak is de laatste zin van de Egyptenaar in kwestie iets aardigs.
Uitzicht vanuit ons hotel Piramides van GizehOnderweg naar LuxorSudan visa in the pocket
Na Cairo rijden we door naar Luxor. Onderweg wil Coen graag dat de steun van het reservewiel gelast wordt, deze zit een beetje los. We stoppen langs de weg bij iemand die bezig is met staal. Na met gebaren duidelijk te hebben gemaakt dat we een lasapparaat zoeken, geeft hij aan dat hij die niet heeft. Maar, iemand anders die het gesprek meekreeg en erbij staat maakt duidelijk: volg mij, dan komen we bij degene uit die je zoekt. Na een stukje achter hem aangereden te hebben komen we inderdaad bij een man uit die een lasapparaat heeft staan. Coen sleutelt de steun van de auto los en de ophanging van het reservewiel wordt vakkundig door de man vastgebakken. Voor Floortje wordt, ondanks dat ze aangeeft dat het niet nodig is, een stoel bij de buren gehaald waar ze op mag plaatsnemen. Als alles weer vast zit vragen we hem wat hij ervoor wil hebben. Het antwoord luidt: “Niets”. Het is goed zo. De man die voor ons uitreed geeft aan dat hij toch écht wel wat moet aannemen. Hij vraag vervolgens om 30 pond (iets minder dan 2 euro omgerekend). Dat betalen we hem. De man die voor ons uitreed hoeft ook niets te hebben. Een beetje verbouwereerd nemen we het aan. De Egyptenaren die niet met toeristen werken zijn anders, niet belust op een “bakshees” (geld/fooi).
In Luxor besluiten we aan de westzijde van de Nijl een hotelletje te zoeken. We stuiten op een hotel dat door een Nederlandse dame met Egyptische man wordt gerund. Het is er heerlijk rustig en kalm, we hebben prachtig uitzicht over de Nijl. De volgende dag bezoeken we de Vallei van de Koningen, waar vele van de voormalige koningen van het oude Egypte liggen begraven. Het wemelt er van de (andere) toeristen. De berg zelf doet wat gewoontjes aan, maar zodra we voet zetten in de kamer die leidt naar de tombe van de betreffende koning, is er een weldaad aan historie te zien. Vele hiëroglyfen en tekeningen zijn in de muren uitgehakt en gekleurd. Het is werkelijk prachtig en bijzonder dat dit de tand des tijds heeft overleeft. We mogen niet in alle tombes: om alles zo goed mogelijk te preserveren zijn er bij toerbeurt tombes open. Helaas is het er zo druk, dat we voetje voor voetje als vee door de tombes worden geleid. De tijd nemen om goed te kijken is er niet echt bij… Vervolgens gaan we naar de tempel van Hatsjepsoet. Zij was zowel de eerste vrouw van farao Thoetmosis II als een farao van de 18e Dynastie van het Oude Egypte. De tempel is prachtig en zit opnieuw vol met redelijk goed bewaard gebleven hiëroglyfen. Maar hier geldt ook: we worden constant benaderd door allerhande Egyptenaren die graag iets aan ons willen slijten. In Aswan en Aboe Simbel, waar we als laatste in Egypte zijn, is het precies hetzelfde verhaal. Aboe Simbel is een archeologisch complex bestaande uit twee enorme uit de rotswanden uitgehakte Egyptische tempels in het zuiden van Egypte op de westelijke oever van het Nassermeer. De reden dat het uitgehakt is, is door de komst van het stuwmeer Nasser. In de jaren ’60 van de vorige eeuw, heeft men het tempelcomplex gered van de ondergang door het 60 meter hoger te verplaatsen. Bij Aboe Simbel krijgen we een gids: hij ratelt in hoog tempo zijn verhaaltje af zonder ons aan te kijken. Na afloop wordt duidelijk dat hij ook nog een fooitje verlangt. Prima. We willen hem een klein bedrag geven, maar hij weigert het omdat hij het te weinig vindt en loopt smadelijk lachend weg. Na ruim een week zijn we klaar met Egyptenaren. Het wordt tijd voor het volgende land.
Hiërogliefen in de Vallei van de koningen Tempel van HatsjepsoetAboe Simbel (4x Ramses II)
Na op dinsdagmorgen nog in Beit She’an in Israël een Romeinse stad te hebben bezocht, vertrekken we naar Jordanië. Aan de grens worden we meteen hartelijk verwelkomd. Een van de douane beambten vraagt ons, nadat we moeten wachten op goedkeuring van ons visum (nog bedankt Roberto!) of we een Nederlandse vrouw voor hem kunnen regelen. Dat hadden we niet verwacht van serieuze ambtenaren….. de toon is gezet! Nadat alle papierwerk geregeld is volgt er nog een check op de inhoud van onze auto en moeten we opnieuw een verzekering voor de auto afsluiten. Zoals misschien voor te stellen, hebben we nogal wat mee. De dienstdoende beambte vraagt ons de deuren van de auto te openen. Hij kijkt en je ziet hem denken: “Jeetje, ga ik dit allemaal doorzoeken!?” Hij kijkt nog eens achterin de auto en vindt het vervolgens wel goed. Een van zijn collega’s sommeert ons boven een soort van smeerput te rijden, zodat hij de onderkant van de auto kan inspecteren. Ook dat is in orde. Als laatste moet er nog een verzekering voor de auto worden afgesloten. De man die de gegevens opneemt is niet overdreven nauwkeurig: op het verzekeringsbewijs staat dat de auto uit 2017 komt i.p.v. uit 2007 en Coens naam is compleet verkeerd gespeld: Conerad Osterbro. Prima, het zal. Als laatste wil hij nog even handje drukken met Coen. Hij wint. We mogen gaan. Wat vooral blijft hangen is de enorme gastvrijheid van de Jordaniërs: vrijwel elke persoon die we spreken zegt “Welcome” of “Welcome to Jordan!”. We voelen ons enorm gastvrij ontvangen. Die middag rijden we naar Madaba, een slaperig stadje waar weinig te doen is. Het is wel een prima uitvalsbasis om naar de dode zee en Petra te gaan. De weg ernaartoe (Kings Highway) is prachtig met vele vergezichten en spectaculaire uitzichten.
Kings Highway
De volgende dag bezoeken we de dode zee. De weg ernaartoe is opnieuw fabelachtig. We lazen in de lonely planet dat het zwemmen in de dode zee alleen kan op stranden (25 dinar p.p., ongeveer 30 euro) of via de nabijgelegen resorts of hotels. Omdat de weersvoorspelling niet echt goed is, besluiten we op de bonnefooi naar de dode zee toe te rijden om te kijken wat we doen. Na een kilometer of 10 langs de dode zee te hebben gereden, besluiten we naar een camping in de buurt te gaan. Het lijkt ons een leuke gimmick maar om daar nu 60 euro voor te betalen, dan laat maar. Vlak voordat we moeten afslaan de bergen in te klimmen, staan er ineens veel stalletjes langs de weg. Naast een van die stalletjes staat een douche in de openlucht continu aan. We stoppen en worden aangesproken door een van de verkopers van de stalletjes. Hij zegt dat je hier naar de dode zee kunt lopen (door opengebroken hekken) en dat de douche daarna gratis is. Het warme douchewater komt uit een warm waterbron, een stuk verderop op de berg. Het water wordt niet opgepompt, maar door de zwaartekracht blijft de douche lopen. Dit is natuurlijk een buitenkansje. We nemen onze zwemkleding mee, lopen naar beneden en nemen een duik in de Dode Zee.
Op de camping (meer een kamp met bestaande tenten) waar we later in de middag aankomen is er alleen een jonge knaap die zegt dat hij de bewaker is. Even later komt de eigenaar aanrijden die het prima vindt dat we onze tent openklappen op het terrein. Hij nodigt ons meteen uit voor thee. Na een poosje komt de broer van de bewaker langslopen met een kudde geiten. De eigenaar (Adil) vraagt we verse geitenmelk lusten. Eigenlijk duldt hij geen tegenspraak en voor we het weten rent de bewaker achter een van de geiten aan om hem te melken. De melk wordt vervolgens verwarmd en we krijgen een kopje. We vinden het beiden niet fantastisch smaken maar omwille van het niet beledigen van de gastheer drinken we het op. Floortje krijgt nog een tweede kopje, wat ze strategisch teruggooit in de pan als beide heren even niet opletten. Vervolgens wordt er ook nog voor ons gekookt, dat hoort er hier dus kennelijk bij als je komt. Voor ons prima, hoeven we niet zelf te koken.
Drijven in de dode zee.
Natuurlijke douche met heerlijk warm water!
De dag daarna rijden we naar Wadi Dana. De weg ernaartoe leidt naar een hoogvlakte en verraadt dat het hier hard kan waaien, de naaldbomen langs de weg zijn compleet scheef gegroeid. Ook zien we vele windmolens staan in de verte. Het kamp waar we op de bonnefooi aankomen is vergelijkbaar met waar we de afgelopen nacht hebben gestaan, een flink aantal tenten met een betonnen ondervloer waar bedden instaan. Ook hier mogen we op de parkeerplaats onze tent uitklappen. De dag daarna maken we onder leiding van Saleh een hike in de omgeving naar een kloof samen met twee Fransen die ook in het kamp verblijven. Saleh was voor hij toeristen rondgidste bedoeïen, spreekt ongeveer 20 woorden Engels, is zo rond de 60, onvermoeibaar en altijd vrolijk. Zijn gezicht is prachtig getekend door de tijd. De uitzichten die we onderweg hebben en de tocht door de kloof zijn adembenemend. We genieten enorm en zijn kapot als we terugkomen op de camping.
Saleh, onze gids
We hebben nog twee plekken te bezoeken in Jordanië voordat we door willen reizen naar Egypte: Petra en Wadi Rum. Voor Petra staan we vroeg op: we willen om 6u in de ochtend als eerste naar binnen om te kunnen genieten van de betrekkelijke rust die er dan nog is. Het is bar koud: de thermometer in de auto geeft 4.1 aan als we wegrijden bij ons hotel in Wadi Musa. Petra is de stad van de Nabateeërs, een volk dat tussen 1500 voor Christus en 700 na Christus leefde. Ze vestigden zich op een belangrijk kruispunt van de Zijderoute en konden hierdoor aan voorbij trekkende karavanen belasting heffen. De weg naar Petra is mysterieus: via een kloof van ongeveer een kilometer bereik je de stad. Dan, aan het einde van de kloof zien we het eerste prachtige in de rotsen uitgehakte monument: de Al-Khazneh. Ervoor liggen twee kamelen te poseren, ze maken het plaatje compleet. We vinden het ongelofelijk mooi. Waar we ons ook over verbazen, is hoe enorm groot de stad is geweest. Zover je kunt kijken, overal in de rotsen zijn grotten waar mensen in leefden. Om 15.00u zijn we kapot: de hele dag rondlopen in de zon, vanaf 6u in de ochtend zorgt ervoor dat we vermoeid maar vol met mooie herinneringen de plek verlaten.
Wadi Rum is onze laatste stop voordat we naar Egypte gaan. Het is een woestijn waar zandsteen bergen tussen Bij het visitorscentre moeten we aan de dienstdoende meneer uitleggen dat we toch écht een 4×4 hebben. Vervolgens lijkt hij het niet te begrijpen dat we onze eigen auto meehebben. Het scheelt ongeveer de helft in kosten voor het toegangskaartje. De vergezichten zijn prachtig, we genieten volop. Ook omdat dit het eerste stuk is dat we de lage giering en sperdifferentieel nodig hebben bij het nemen van zandduinen. Het is een grote speeltuin voor onze Land Rover. Het rood van het zand in de avondzon is ongelofelijk mooi. En nog beter: het is eindelijk iets warmer aan het einde van de dag. Wat is dit genieten!
Vorige week dinsdag zijn we aangekomen in Tel-Aviv. Bij de paspoortcontrole is er geen stempel gezet in ons paspoort: ons visum is een los papiertje met onze namen en paspoortfoto erop. De reden dat Israël geen paspoorten stempelt is om te voorkomen dat de houders van het paspoort geen problemen krijgen bij het krijgen van een visum voor andere (Arabische) landen. Dit in verband met het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Tel-Aviv is een moderne goed georganiseerde stad die ons niet echt het idee geeft dat we in het Midden Oosten zijn aangekomen. Het doet allemaal vrij Westers aan. Behalve dan dat we met regelmaat langs bordjes komen waarop ‘public shelter’ staat, voor het geval dat het luchtalarm afgaat. Een uitbarsting van het conflict ligt dus nog altijd op de loer. Van tevoren waren we beducht op mogelijke risico’s: nu Trump zich bemoeit heeft met de oplossing van het probleem in het gebied. We merken er ter plekke helemaal niets van.
Donderdag is het de dag om de auto te halen in Haifa! We willen op tijd in de haven zijn dus staan vroeg op en pakken om 7.15u de trein vanuit Tel-Aviv. Aangekomen bij de haven zien we de veerboot van Salamis liggen: die is in ieder geval aangekomen. Vervolgens lopen we naar de ingang van de haven. De dienstdoende poortwachter geeft vriendelijk aan dat we de haven niet in mogen zonder day pass en port entry pass. Die hebben we niet. Van de heren in Griekenland hebben we een telefoonnummer gekregen wat we vervolgens bellen. De persoon aan de lijn geeft aan dat we over 10 minuten terug moeten bellen. De dag van wachten en bureaucratie lijkt te zijn begonnen. Na 10 minuten krijgen we degene aan de lijn die we moeten hebben: zij legt ons uit waar haar kantoor is en dat we eerst daarheen moeten. Na een slordige € 1.300,- contant te hebben afgerekend (€ 800 voor de overtocht en € 500,- havengelden) bij de ontzettend aardige en behulpzame Galina van de firma Rosenfeld worden we erop uitgestuurd even een stempeltje te halen bij de douane, die een kilometer of twee verderop in de straat zit. Kan niet moeilijk zijn. Het is ongeveer 10.00u en we lopen het kantoor uit met de indruk dat we tegen 11.00u vast alles geregeld hebben en weer met onze auto kunnen rijden… Bij de douane aangekomen vult de dienstdoende mevrouw allerhande gegevens in van ons en van de auto. Op de vraag of we een verzekering hebben voor Israël is het antwoord nee. Dan moet die eerst aangeschaft worden. We worden er opnieuw op uitgestuurd om een aantal straten verder bij een verzekeringskantoor een verzekering af te sluiten. Prima. Die kost 126 Shekel (ongeveer € 35) voor ruim een week. Tijdens het verwerken van de verzekering (you can go outside and wait for 30 minutes while we arrange everything) drinken we om de hoek een kopje koffie. 11.00u gaan we niet meer halen. Rond 11.30u lopen we weer binnen bij de douane. De mevrouw die onze gegevens invulde op de computer is vervolgens weer een poos bezig met het invullen van nog meer gegevens. Met regelmaat staat een collega (of 2) erbij om haar te assisteren de boel zo goed mogelijk in de computer te verwerken. Dat gaat niet in het Engels, maar in het Hebreeuws. De tijd tikt door en na verloop van tijd geeft ze aan dat er een probleem is met het computersysteem: de gegevens kunnen niet worden verwerkt en het kan nog wel even duren. Een goed uur later (het is inmiddels 14.00u geweest) lijkt alles in orde en krijgen we onze stempel op de papieren. We lopen terug naar Galina en zij vraagt zich af waar wij toch in vredesnaam bleven. Als we haar de papieren geven zegt ze dat ze gaat regelen dat de auto de haven mag verlaten. Dit kan een uurtje duren, maar misschien ook wel sneller. Ze zal ons bellen wanneer we de haven in kunnen. Prima. In de tussentijd slenteren we wat rond in Haifa, waar we de prachtige Baha’i Gardens bezichtigen en ons tegoed doen aan een pitabroodje gevuld met falafel. Na ruim 1,5 uur hebben we nog geen bericht van Galina dus besluiten we terug te lopen naar haar kantoor. Zodra we binnenkomen begint ze meteen te bellen en na een minuut of 10 is het verlossende woord daar: we kunnen de auto gaan ophalen. Coen krijgt de twee passen mee om de haven in te kunnen en wandelt naar de poort. Bij de poort aangekomen wordt hij echter geweigerd: zijn paspoortnummer op de papieren is niet juist. Dus dan maar weer terug naar het kantoor. Het is inmiddels na vieren en het mag nu toch wel eens gaan lukken om de auto op te halen. Maar, na wel het juiste paspoortnummer in de papieren te hebben mag Coen de haven in en vindt na ongeveer 3 kilometer lopen de auto. Ongeschonden, alles er nog in, niets gestolen. Wat een opluchting. Er vindt geen enkele controle plaats van onze spullen (we hadden letterlijk alles mee kunnen nemen). Dat is maar goed ook: we hadden nog een pak met ‘echte Enkhuizer Jodekoeken’ in de auto liggen… Vervolgens vertrekken we naar een camping in de buurt van Haifa. Het is er een beetje een aftandse bedoeling, het is winter (maar wel tegen de 20 graden overdag) dus weinig gasten. Maar we zijn blij dat we kunnen slapen in onze daktent.
Public Shelter
Tel-Aviv, erg Westers
Haifa
Ladies & Gentlemen, we’ve got him!
De volgende dag vertrekken we naar Jeruzalem. Vlak voor Jeruzalem proberen we een camping. Dicht. Vanaf april weer open. Hebben wij weer. We rijden nog wat rond en overwegen wild te kamperen maar er zijn niet echt plekken waar je alleen staat. Om toch te kunnen overnachten nemen we bij een Mc Donalds een cappuccino en maken we dankbaar gebruik van de free wifi om een airbnb te boeken. Kamperen komt wel weer. Op zaterdag (Shabbat voor de Joden) bezoeken we Jerusalem. De stad betovert ons: het galmen van de gebeden uit de Moskeeën, de dansende en biddende Joden bij de Klaagmuur, de drukke Arabische souqs (markten), het tot leven komen van de verhalen uit de Bijbel door het bezoeken van allerhande plekken van betekenis zorgen hiervoor. Opnieuw hebben we prachtig weer: niet te koud en volop zon. De avond zonnestralen zorgen voor een extra magisch tintje.
Na Jeruzalem bezoeken we op zondagmorgen Bethlehem. Opnieuw wordt het een indrukwekkende ochtend: we gaan namelijk naar Palestijns gebied. Uit het niets doemt ineens een hoge (Coen schat een meter of 5) muur op met wachttorens. Het doet Coen direct denken aan hoe het in Berlijn moet zijn geweest tijdens de DDR tijd. We moeten langs een checkpoint waar gewapende militairen ons paspoort willen zien. We mogen door. Aan de andere kant is het een andere wereld: de Arabieren zeggen heel vaak ‘welcome’ en maken korte praatjes met ons als we over de markt struinen opzoek naar wat verse groentes. De auto parkeren we onder de muur. We hebben geen kleine auto, maar hij valt in het niet bij de hoogte van de muur die erachter staat. We bezoeken enkele plekken waar de kunstenaar Banksy politieke statements heeft gemaakt met behulp van tekeningen op de muur (en andere ogenschijnlijke willekeurige muren).
Op zondagmiddag rijden we weer naar het noorden, naar Beit Sha’an. Tijdens ons verblijf in Tel-Aviv werden we uitgenodigd door Batia en Israel (een ouder stel dat verbleef in dezelfde airbnb) om bij heen een nacht te komen logeren. Even twijfelden we: waarom zouden we dat doen?! Maar snel daarna weten we zeker dat we dit willen: dit wordt onze beste kans om de Israëliërs echt te leren kennen. De weg er naartoe is fabelachtig: een soort van landschappen zoals wij ze nog nooit hebben gezien trekken snel aan ons voorbij: het is heuvelachtig zonder begroeiing, als een maanlandschap. Aangekomen in het ‘dorp’ waar ze wonen, vlak buiten Beit Sha’an blijkt het een Kibboets te zijn. Maar eigenlijk ook niet meer. Sinds 2005 is de manier van leven in deze Kibboets veranderd: het is niet meer zoals vroeger. We worden hartelijk ontvangen en mogen aanschuiven voor het avondmaal. Ze vertellen veel over het leven in een Kibboets: alle persoonlijke eigendommen moesten worden afgegeven. Wanneer je bijvoorbeeld een mooie trui kreeg van je tante moest die afgegeven worden. Met een beetje geluk kreeg je hem dan bij toerbeurt. Zelfs pasgeboren baby’s moeten drie dagen na de geboorte afgegeven worden: de kinderen gaan naar een kinder-opvoedhuis. Slechts enkele uren per dag kunnen de ouders hun kind zien. Daarnaast zorgde de Kibboets voor een inkomen. Daarvoor moest wel gewerkt worden op het land. Er werd samen gegeten in een grote eetzaal. Alles samen, alles delen. Voor de een zegen, voor de ander alles behalve.
De volgende ochtend vertrekken we, maar niet na Batia en Israel hartelijk bedankt te hebben voor een heerlijke nacht. We hiken die dag in de bergen vlakbij en durven het nu wel aan om wild te kamperen. Nadat de zon onder is gegaan en we ons eten net op hebben horen we een wolvenroedel (of een stel honden die goed wolven na kunnen doen) vrij dichtbij janken. We besluiten omdat het frisser begint te worden en misschien ook wel omdat we het spannend vinden om onverwacht bezoek te krijgen, op tijd in onze tent te kruipen. We slapen heerlijk!
JeruzalemArabix MilkDe Klaagmuur (stiekem genomen)BethlehemBanksy artSlapen in een Kibboets bij Batia & Israel
Zoals in ons vorige blog aangegeven, was onze eerste stop Meteora. De weg er naartoe was prachtig: we hebben vrij lang door een winters landschap gereden met her en der sneeuw(resten) en besneeuwde bergtoppen. Regelmatig stond er een bord langs de kant van de weg: Pas op: mogelijk beren op de weg. Daar moesten we wel even om gniffelen. In Meteora, de plek in Griekenland die bekend is om zijn prachtige kloosters bovenop rotspartijen (“meteoren”), hebben we een dag rondgewandeld om deze te bezichtigen. Een klooster hebben we ook van binnen bekeken. Er waren twee kleine kappellen, een centrale hal en wat kleine kamers. De wandelroute er naartoe was werkelijk prachtig, het vroege winter-ochtend-licht deed een duit in het zakje. Na het eerste klooster hebben we de overige 5 van buiten bekeken. Tijdens de wandeling hebben we een grote vriend gemaakt: een hond (genaamd “salami”, omdat Coen hem tijdens ons boterhammetje onderweg een stukje salami gaf). Bij het eerste klooster kwamen we hem tegen en de vriendschap was snel gesloten na een korte aai over zijn bol. Vol enthousiasme bleef hij ons de overige ongeveer 12 kilometer van de wandelroute die dag volgen. En telkens als we dachten: nu komt hier niet meer achter ons aan, kwam hij na een tien- of twintigtal seconden vol energie de hoek om gerend. Tot het moment dat we afsloegen naar ons eigen appartement. Toen bleef hij staan, keek ons na en liep door.
Holy Temple of Dormition of the Virgin Mary.
Het wandelpad omhoog (echt hiken was het niet…)
Uitzicht met sneeuwtoppen in de verte
Uitzicht
Salami rust mee uit tijdens onze lunch
En volgt ons weer na de lunch!
Na Meteora was het de vraag: rijden we direct door naar Athene of kiezen we ervoor om een kleine omweg te maken en een andere culturele plaats te bezoeken op het vaste land van Griekenland, te weten Delphi. Het laatste hebben we gedaan en daar hebben we helemaal geen spijt van. De geschiedenis van deze plek in Griekenland is zeer rijk: Het is onderdeel van de Griekse mythologie en de Grieken kwamen hier lange tijd geleden om aan het orakel van Delphi advies te vragen bij het nemen van belangrijke beslissingen in hun levens. De ruines van de gebouwen die er ooit stonden (een amfitheater, restanten van een gymnasium, meerdere stoa’s en een panthenon) laten je deels wanen hoe het daar was in die tijd. Het uitzicht vanaf deze plek over het dal maken het plaatje compleet. Die avond besluiten we op de enige camping die open is in Delphi het erop te wagen om te kamperen. Het is koud (de ochtend van vertrek in Meteora zat er ijs op het dak van de auto), overdag een graad of 10 á 12 en ’s avonds als de zon weg is koelt het hard af richting het vriespunt. Om niet in de kou te hoeven zitten besluiten we vroeg op de avond al in het dorpje een barretje te zoeken waar we aangenaam kunnen zitten. Na elders te hebben gegeten gaan we terug naar de camping en kruipen we in de daktent. Met thermokleding aan (Coen) en een pyama (Floortje) hopen we het niet koud te krijgen onder ons zomer dekbed. Het slaagt deels: Floortje slaapt amper en Coen als een roos. In de ochtend is het heerlijk om naast de auto in de zon (dan is het niet koud) een kopje zelf gemaakte koffie te drinken. Hier snakken we naar, maar dan graag minder koud… De komende nachten dus maar weer airbnb’s.
De ruïnes van Delphi. Eerste nacht kamperen!Koud is het welZonsondergang nabij Delphi(Ongeveer) ons uitzicht vanaf de campingDe gemeente Hogezand-Sappemeer zie je ook overal!
Ons laatste Europese Bastion is Athene. Hoewel we daar afgelopen zomer ook al waren voor een bruiloft, weet de stad ons opnieuw te verrassen. De geschiedenis ligt er voor het oprapen en we vinden opnieuw leuke plekjes. We gaan ook opnieuw uit eten met onze Griekse vrienden Angelos en Alexia, die we leerden kennen tijdens een tracking in Vietnam een aantal jaren geleden. Op maandagochtend staan we vroeg op, om onze auto naar Lavrio te brengen, waar hij op de veerboot richting Haifa in Israel gaat. Zelf mogen we niet mee de boot op: in verband met de vluchtelingencrisis worden er geen passagiers meer toegelaten op veerboten. We hebben van tevoren uitvoerig en goed contact gehad met een ‘broker’ (Mr. Katzeli) die voor ons een plek heeft geboekt op het schip van de firma Salamis. Via vele verhalen op fora en facebook (en van Niek en Marjet), horen we dat er een redelijke kans is dat er spullen uit de auto gestolen worden tijdens de overtocht. Hoewel, dat is voornamelijk bij de concurrent van Salamis: Grimaldi. Daarom hebben we zoveel mogelijk waardevolle spullen uit de auto gehaald en een flink aantal spullen met hangsloten en kabelsloten vergrendeld. Mr. Katzeli gaf eerder in een e-mail aan dat hij nog nooit mee gemaakt had dat er spullen gestolen zijn van auto’s tijdens overtochten met Salamis. We zullen zien.
De procedure in de haven verliep gladjes: papiertje tekenen hier, stempeltje halen bij de douane daar, en voor we het weten geven we de sleutel van onze auto aan Mr. Papaconstantinou. Dat voelt toch vreemd: zomaar even het belangrijkste onderdeel van onze reis afgeven (inclusief kentekenbewijs….) en dan maar hopen dat als we straks in Haifa staan de auto er weer staat, met alles er in.. Ook dit is onderdeel van de reis: leren loslaten. Onderweg terug in de bus naar Athene raken we aan de praat met een oudere Griekse dame die in uitstekend Engels haar levensverhaal vertelt. Na een half uurtje gesproken te hebben nodigt ze ons uit om, als we de volgende keer in Lavrio zijn, bij haar te overnachten. Het strand is volgens haar om de hoek! We zouden onze eigen verdieping hebben en mogen zo lang blijven als we willen. Om duidelijk te maken dat ze het echt meent, geeft ze ons haar telefoonnummer. Vriendelijk bedanken we haar en zijn verbaasd over de gastvrijheid en vriendelijkheid van deze dame. Op dinsdag vliegen we naar Tel Aviv, waar op donderdag onze auto weer ophalen. Dan gaat de reis het met rijden in het Midden-Oosten écht beginnen voor ons gevoel!
Na een flink aantal kilometers (een slordige 2500) te hebben gemaakt zijn we inmiddels aangekomen in Meteora, Griekenland. De reden dat we sneller zuid zitten dan aanvankelijk gepland is vrij simpel: het weer. We regenden weg in Zuid Duitsland, Slovenië en ook in Belgrado. De eerste twee genoemde bestemmingen hebben we daarom ook zakelijk afgedaan: slechts één overnachting in een Airbnb, en door. In Belgrado zijn we één nacht langer gebleven, om de dag te spenderen. We waren overigens bijna via de kust van Kroatië gegaan, maar tijdens onze zoektocht naar campings (we willen echt heel graag kamperen) kwamen we erachter dat vrijwel alle campings aan de Kroatische kust dicht zijn tussen november en april. Geen wonder, het is ook niet echt kampeerweer. Aangekomen in Belgrado kun je zien waarom Joegoslavië lange tijd communistisch is geweest. Een gebouw dat ooit is neergezet door een bedrijf (Genex-group), heet nu “west-gate”. Je komt aan via het westen en dat deel van de stad staat vol met treurige betonnen flatgebouwen, zoals ik (Coen) ze ook ken uit Oost-Berlijn. Maar dan eigenlijk nog wat treuriger. Het regenachtige weer helpt ook niet bij de aanblik. De stad zelf is overigens het bezoeken waard, een free-walking-tour (waarbij je op het einde wel degelijk een fooi “moet” geven aan de gids) laat ons de stad zien vanuit het perspectief van de verre geschiedenis tot de meest recente. Het 500 miljard Servische Dinar biljet uit de jaren ’90 vertelt maar deels het turbulente verhaal van haar geschiedenis. Onze gids vertelt uitvoerig en gepassioneerd over de aanwezigheid van maffia en de donkere kant van de stad in deze jaren. In de middag gaan we met Yaro, een in Oekraine geboren Nederlander die ook met de free-walking-tour mee was naar het museum van de geschiedenis van Joegoslavië. Ik (Coen) herinner mij vaag dat mijn ouders het over dit land hadden en onze buren uit de straat er op vakantie gingen, maar echt gekend heb ik het niet. Het viel in de jaren dat het communisme viel uiteen. Het museum vertelt een deel van het verhaal van de geschiedenis van het land maar is voornamelijk een ode aan zijn leider: Tito. In een van de museumruimtes ligt hij ook begraven.
Na ons bezoek aan Belgrado trekken we verder zuid naar Noord-Macedonie. Na eerst aan de grens nog even een derde verzekering voor de auto van á € 50,- te hebben afgesloten (your green card is not valid sir. You need to buy new insurance!) rijden we richting Gevgelija. Nee, daar hadden wij ook niet eerder van gehoord. In het stadje (15.000 inwoners) is bar weinig te doen. De belangrijkste inkomsten worden verworven uit tandarts toerisme: veel Grieken uit de regio (het ligt vlak aan de grens) reizen hier naartoe voor een behandeling die veel goedkoper is dan in Griekenland. Daarnaast barst het er van de megalomane casino’s. Floortje en ik zagen op tripadvisor ook nog een museum. Na een kleine zoektocht vonden we het en speciaal voor ons werd de verlichting aangezet. Het kostte 1 euro per persoon om binnen te mogen en we hebben daarbij een rondleiding gehad van een enorm enthousiaste gids die uitvoerig vertelde over een opgraving bij de stad. Bij deze opgraving zijn allerhande potten, spelden, olielampen, beelden en zelfs een heel bad opgegraven, die terug dateerden tot de pre-historie, maar ook de bronstijd en andere eeuwen voor Christus. Samen vertellen ze het verhaal over de levenswijze van de vroegste bewoners van (Noord-) Macedonië. Het weer is overigens iets beter: zonnig maar wel koud: slechts 5 graden. Onderweg naar Noord-Macedonië hebben we veel sneeuwbuien in de bergen. Floortje wil graag nog een keer terug naar Noord-Macedonië, het land lijkt zich uitstekend te lenen voor hikes. De landschappen zijn, ondanks de sneeuw en regen, prachtig.
Morgen gaan we een wandeling maken naar het klooster van Meteora. De weersvoorspelling zijn goed, zon!
Het vertrek op 1 febDe eerste stop na 5 km: Coen trapte perongeluk de ruitenwisser sproeier kapot…. 5 km van huis en al meteen sleutelen…. In Slovenië een lokaal biertje, en door!De “west-gate”, in Belgrado.Er wordt gewoon gerookt in restaurants……. Hand gemaakte espresso, dank collega’s van Floor!Yugo, auto uit het communistische tijdperk. Niet erg betrouwbaar volgens onze gids. BelgradoHet Museum in GevgelijaDe plek waar de opgravingen waren.Onderweg in Griekenland. Ook hier sneeuw, maar wel zon!
Dan volgen daarna voorbereidingen. Dat begon met het aanvragen van onbetaald verlof voor ons beiden. Dat lukte. Toen de auto voorbereiden. Daarmee is Coen vanaf de zomer in de weer. Stoelen en banken eruit. Een hele elektrische installatie ingebouwd met 220v, stroom voor de koelkast, compressor (om de bandjes op te pompen), verlichting hier, kabeltje daar, van één accu naar drie accu’s. Een grotere intercooler ingebouwd. Nieuwe injectoren erop gezet. Een 50 liter water tank ingebouwd. Een 45 liter extra dieseltank aan de hoofdtank toegevoegd, waardoor we nu 120 liter kunnen tanken (dat doet toch wel pijn aan de pomp). Auto 1 inch verhoogd, lichtmetalen velgen omgeruild voor stalen velgen (met een lastindex van 2,5 ton per stuk). Samen met Wim (vader van Coen) lades, kasten van alles en nog wat ingebouwd. Alles om de reis zo comfortabel mogelijk te maken. Tuurlijk, het wordt echt wel even anders dan thuis. Maar laten we eerlijk zijn, reizen is ook genieten. En genieten met een klein beetje comfort is net even iets fijner. Een koud biertje bijvoorbeeld. Waarom de laatste loodjes het zwaarst wegen? Welnu, in de laatste 2 maand gingen respectievelijk kapot: de remmen (verroeste leiding), de startmotor, de hoofdtank was behoorlijk lek na de inbouw van de tweede tank, en welja, vorige week moest de koppeling eraan geloven. En last but not least, eergister kwam Coen na het vullen van koude vloeistof erachter dat de aircopomp niet meer aanslaat. Dat laatste moet nog gemaakt worden. Het blijft een Land Rover. Gelukkig hebben de mannen van Bisselink en Gerrits in Nijmegen mij ontzettend goed geholpen met van alles. Heren, dank! Foto’s van het proces van ombouw en de bijbehorende misère hierna:
Stoelen en banken eruit
Grotere intercooler ingebouwd
Wim (vader Coen) meet de lades in
Kastje voor boven het spatbord
Kastje, lade, 50 liter watertank
Wim maakt nog meer kasten
Een volle tank is wat duurder dan voorheen…
Zeker als het er daarna net zo hard weer uitloopt 😦